Mag ik leren leven vol zelfvertrouwen?
En waarom moest ik dan nu pas leven.
Over veerkracht en verdriet.
Of mocht ik toch ook leren om te leven in het niet.
Met een huisje en een tuintje
En waarom mocht ik dan toch schetsen
Het mooiste visionary board van al’
En mogen wij dan leren betrachten
In onze kinderen, zoals het behoort
En ons vertrouwen bouwen in de hemel
Of laten wij hen heel alleen aan de hemelpoort?
Dat allen van ons node missen Of is het toch die steun?
En naar de reden blijft het toch gissen
Of vertrouw ik toch op ’t prettigste beeld?
En mocht Wendy mij dan leren?
en mag ik haar dienen in ’t hier en nu?
Want zij bracht dit naar de wereld?
Mijn gedachten en gevoelens besloten in ’t mooiste beeld
En waarom spoeden toch betrokken mensen
naar cursussen en al die and’ren die het noden
kennen die zichzelven niet?
En waarom staat er toch een hekje
mag die er zijn ter bescherming van ’t hoogste zelf?
En riep je dan niet mijn naam dan
alleen kon je ‘m niet begrijpen, is ’t niet of wel?
En hield ik dan mijn mond dan
of zocht ik toch die harmonie?
Schrijf ik nu mijn content
Of is de inhoud besloten in mij?
Of mag ik mij verblijden?
In 't vroege ochtendlied?
En zoeken al die kinderen
toch alleen maar om een zucht van vertrouwen
en wij bespieden hen en zeggen, ‘k dacht het nie
Kunnen zij nu leren bouwen
op vertrouwen of breken wij ’t onder onze hand?
Gaan wij het dan nu leren?
Of kieperen wij hen in die steile afgrond?
En hebben dan de diepste waat’ren
de allergrootste mond
Of zag ik dat verkeerd, die mooie stille grond?
Krijgen zij dan toch de ruimte
om te bloeien groot en vol?
Of is het kleiner dan leren lopen
is dat zo mooi, vol natuur, op benen zacht, stevig en rond?
Of zijn dat nu onze buiken stevig in het vet?
En stop dan toch met vergelijken
En vergelijk alleen jezelf
Is het dan toch het stille water
in die Hulsbeek, of zingt die vink aan een mooie beek?
en hoeveel jaren moet mijn kind nu zwemmen,
tot zij een diploma heeft?
Of is van heel dit leven, geen diploma te verkrijgen dan?
En mijn god, ben ik almachtig
of zie ik door een stomme blik dan?
van het grootse mooie leven
kreeg ik geen papier geschept
en kan mijn dochter dan nu zeggen, jezus leeft voort in mij
of was het dan nu toch mijn zus, of je zus, weet je wel
en is er dan nog hoop dan
voor allen die stopten voor de hel?
voor allen die stopten met het leven mere keer
want waar jij dan toch stopte, ging ik voort, elke keer weer
en is aan mij nu toch verschenen, ’t allermooiste ochtendlied?
Of is het nu verdwenen, in het stille avondlied?
En kunnen we ons nu leren betrachten en gedragen zoals het behoort?
En het hemelse betrachten, niet alleen in woord?
Mag ik dan vragen om een beetje bevlogenheid dan?
Of gaan wij ons verstillen, in de stromende wateren dan?
Mag dat geschreeuw om de moloch dan stoppen, keer op keer,
want ik wil mijn gezin ‘alleen maar’ dienen, dienen zij mij nu toch?
want al die levenslessen besloten in elke ademtocht
Ik werd er nerveus, ik weet dat jij dat weet
En mocht ik mij leren betrachten, omdat ik weet, Jezus leeft.
Of knopen wij aan Arie, de mooiste vlaggen, om hen heen.
En waarom stralen al die schapen, die leiden hier beneên?
Oh mijn god, leer mij betrachten en gedragen zoals ’t behoort
of kan ik u dan echt dienen, mag ik vragen of dat kan?
en zie ik dan die pop weer
van Matrouschka, keer op keer
en wat is nu dan dat beeld dan
van die ui gepeld per laag
welke pop mag ik ervaren, of denk ik, het zegt toch niets
verscheen ik gister dan niet groter
aan mijn oudste, dat weet ik wel
helpen wij nu onze kind’ren
of is het alleen de hel
In elk facet met liefde, is er toch verschil?
en waarom word ik dan nu boos dan,
want ik leerde helemaal niets?
en kan ik nog blijven groeien
als die Reus, een rus,
of wat het dan die Vlaming, verschenen per konijn,
wat dit dan niet het jaar dan van dat dier, in China, ik weet het wel
mag ik dan nu leren dat wij behoren in een groep
of verzaken wij de ander
en (ver)dienen wij de troep
Kan ik mijn emoties reguleren
te vinden in ons gedrag?
ben ik dan toch wel bewust dan
of is het toch heel raar
om verdrietig zijn en boos dan
of maken we gehakt
en hakken we onze emoties in stukken
en voeren het aan de pan
mijn godin, hoe kan ik weten,
wat er gebeurt, ik weet het niet,
of is het die neuroscepsie
of is het de skepticus in mij
en voelde ik mij verraden
door de marketing die ik bestudeer
en voelde ik mij verraden door eigen vlucht- en vecht gedrag?
mag ik dan nu eindelijk vertrekken
Uit deze wereld of mag ik blijven dan?
Want ik spreek dan toch in raadsels, ik spreek over dingen die ik niet weten kan
Of kon ik het toch weten, ’t klinkt toch al te dol?
Zijn al die muggen nu aan ’t ziften
over 33 kilo aan afval
of gaan wij nu creperen door ons ijdele gedrag
want te veel is niet te leren
en te arm, verandert in geklag
is dit nu die tijding, van job, zie ik hem niet?
En mocht zij dan niet leren
dat zij wordt gelenigd in haar hoogste nood
Is haar naam dan niet Anita
of toch John, Johannes dan
En zijn zij dan niet de grootsten
ook al beschouwen wij hen dan
want onder die beschouwing, dragen zij hun juk
En mijn oudste diende toch de moeder
en toch liet zij al’ vallen voor het geroep
hoor nu, er is geklaag van vader
en waarom moeten wij een heer dienen
als ’t al in ons besloten lag
en mocht mijn dochter dan niet helpen
die bal van jong naar oud
en hield zij haar niet groot dan
ze hielp ‘alleen’ een klein kind
dat haar bekje opensperde
als een vogel richting de moederkloek
of was het dan toch die wrap dan
van Santa Maria, rot & klaar
en was het toch die open getrokken gesloten verpakking of zeg ik dan toch los
van de ramen en discussie die wij voeren op die school
dat stond aan onze basis, willen wij het niet weten dan?
En wees toch die Maria
op de route van San Compostella
of zat ik verkeerd, ’t is ’t Pieterpad
en leerde ik niet communiceren
met slechts 1 woord
want dat kunnen onze kind’ren toch wel begrijpen
dat weet ik zo net nog niet
want wij verstoorden hun resonantie
kunnen wij dan niet leren betrachten
in ’t hoogste levenslied
of leerden wij ons te veroordelen
al in de moederschoot
is het daarin dan nu beklonken
al die wereldnood?
Ik kom, dit moet nu snel
ben ik niet snel dan, of toch ziek van geest
of is dit enige leven, dan toch één groot feest
Wat doe ik nu toch hier dan
ik geef ’t woord aan Jae-Lin
moet ik nu bozigheid verwachten?
of krijg ik ruimte voor mij, zonder woord?
en kan ik haar ook zien in nog een levensboom?
mijn god, al die mooie bomen, mijn brein verklieft alras
ik ken er toch zovelen
en vlieden wij niet henen
op onze verzwakte benen
werden wij vandaag weer gestoord door gerommel
wat is nu die donder
hier zo aan ’t heelal
als ik een klap geef op het geheel
is het dan toch die hamer of een aambeeld van liefde puur en heel?
en waarom is het toch dat ‘ballers’
mij bevrezen kan
omdat daarin beschonken
zit het verderf van al het kwaad
daarvan rijzen mijne haren ter berge, groot en vast
of mag ik dan toch denken
aan mooie lieve dochters, zacht van geest, gesterkt door mij
Kwamen zij dan niet in paren
als een mooie dagpauwoog
en krijgt de ene dan niet één bal en de andere toch twee
en mocht de ene een bal delen
tot groot plezier en verdriet
want deze bal blijft haar nog in ’t verschiet
en wat moet ik dan nu doen
zal ik troosten met een ijs
want dat lag al op ’t pad bemeten
en krijg ik dan nu eind’lijk
dat heerlijke bananenijs
of gaat nu toch die deerne,
dat verdienen die Ene prijs
zal ik mij dan nu eren
of eren wij elkaar
of zal ik mij bekeren
tot in het oneindige, ten alle male, is ’t niet?
Comments